De Universiteit Utrecht ziet graag dat studentenorganisaties internationaliseren, zo blijkt uit de nieuw opgestelde criteria die mede zouden bepalen hoeveel bestuursbeurzen en subsidies Utrechtse studentenorganisaties ontvangen. Ook zou in de
toekomst getoetst gaan worden op communityvorming en de mate waarin de vereniging bijdraagt aan de introductie binnen Utrecht.
Als Universiteitsraad Utrecht kregen wij het herziene beleidskader, dat wordt gebruikt om beurzen en subsidies te verdelen onder studentenorganisaties, onder onze neus. Daarin waren drie ‘extra criteria’ opgenomen waarop bij de volgende toetsing in 2018 beoordeeld zou worden, namelijk de al eerder genoemde
internationalisering, communityvorming en de introductie.
‘Wat voor invloed gaan deze extra criteria hebben voor de studentenorganisaties?’ was meteen de vraag die boven kwam drijven. In het document was opgenomen dat studentenorganisaties mede beoordeeld worden op deze extra criteria, maar hoe zou dit zijn (financiële) uitwerking hebben? Zou op basis hiervan geschoven kunnen gaan worden in de verdeling van het geld dat beschikbaar is voor studentenorganisaties?
Een tour door Utrecht was het gevolg, o.a. langs de JSVU, Veritas, Histos en AIESEC, om input op het beleidskader te verzamelen. De inzet was duidelijk: de extra criteria moeten aandachtspunten heten, waaraan geen (financiële) consequenties zijn verbonden. In ieder geval nog niet zolang we niet weten hóe deze aandachtspunten getoetst gaan worden. En zo geschiedde.
In februari 2016 zal de toetsing nog plaatsvinden volgens het beleidskader uit 2009, waarin de nieuwe criteria nog niet staan. Daarna zal het nieuwe toetsingskader gaan gelden, maar dus zonder dat er (financiële) consequenties verbonden zijn aan de aandachtspunten!